De legende van Rowwen Hèze

 
   
 

Christiaan 'Rowwen Hèze' Hesen (1853-1947). De man waaraan de succesvolle en tevens uit America afkomstige popgroep haar naam ontleent.

Portret van een legendarisch dorpsfiguur

 

Rowwen Hèze leefde als een kluizenaar, at kadavers, stak geregeld de Peel in brand en joeg de kinderen de schrik op het lijf met zijn ene oog. Maar hij genas ook zieken door gebruik te maken van zijn paranormale gaven.

De Rowwen Hèze was ongeveer 1.75 meter groot en stevig gebouwd. Rond de kale kruin liet hij de haren lang groeien. Hij droeg altijd een stoppelbaard en vanuit zijn mondhoeken tot aan de kin tekenden zich twee strepen af, die de route van het zwarte tabakssap markeerden.

"Hij at elke week wel een pond pruimtabak en overal waar hij zat of stond, sprietste hij het sap in het rond. Als de mensen er wat van zeiden dan liet hij het sap door zijn stoppelbaard naar beneden in zijn open gulp drijven. Hij was een oude vieze kerel"

Zo omschreef Frans Litjens (1903-1981) zijn herinneringen aan oud-buurman Christiaan Hesen in 1979 voor medebewoners in het Horster bejaardenoord. Wat de zonderling een extra macaber tintje ga, was het ontbreken van zijn linkeroog. Het gezichtsorgaan was hij, volgens Frans' broer Hand, verloren tijdens het werk op de bouw.

"Hij kreeg een vallende steen op zijn oog. Maar hij weigerde naar de dokter te gaan, zodat het oog wegzwoor. Je keek hem recht in de lege oogkas, wat erg akelig was", herinnert de nog altijd in America woonachtige Hand (75) zich als de dag van gisteren.

De kleren van Christiaan waren altijd kapot. Hij moest zijn broek vastbinden met ijzerdraad, wilde hij het textiel op kunnen houden. En daarin zaten gaten die zo groot waren dat zij een onbelemmerd uitzicht op zijn geslachtsdelen boden, vertelt Hand.

Het onvermogen van Christiaan Hesen goed voor de kroost (Zeven Kinderen) te zorgen, zal in America niemand hebben verbaasd. Niet voor niets hadden de inwoners hem toen al omgedoopt to 'de Rowwen Hèze', de ruige Hesen. Een bijnaam die de kluizenaar alle eer aandeed.

Hand Litjens weet er alles van. " Als hij 's morgens opstond, was het eerste dat Hesen deed in de put plassen. Uit diezelfde put haalde hij het water om te drinken. En hij waste zich nooit ofte nimmer. Die oude man was zo afschuwelijk vies..."

De bouwvallige plaggenhut vormde hoe langer hoe meer een steen des aanstoots voor de gemeente Horst. "Zij wist zich geen raad. Het liefst wilde de gemeente de Rowwen Hèze eruit zetten, maar dat durfde ze niet. En hem een huis midden in het dorp geven, durfde ze al helemaal niet", weet Grad Poels (73) uit America.

Café Tabor aan de Veenweg, dat begin deze eeuw de deuren moest sluiten, bood soelaas. Wel vijftig Americanen versjouwden het geschraagde, planken gebouw in zijn geheel op houten rollen naar de Vossenheuvel. Die afgelegen plek was prima voor Christiaan, vond iedereen. De hut deed voortaan dienst als geitenstal.

   
   

Buurman

Veenarbeider Maan Litjens kocht in 1920 twee hectare grond in de buurt van de Zwarte Plak en betrok met vrouw en acht kinderen boerderij 81/c aan de Vossenheuvel. Zij werden de buren van Christiaan, die zo'n 110 meter verderop woonde. "Als buur kon je je echt geen betere wensen. Hij stond altijd voor je klaar", meent Hand.

Regelmatig trok de Rowwen Hèze tijdens de herfst de Peel in met lucifers. Hij stak het oude buntgras dan aan, zodat hij in de lente vers, nieuw voer voor zijn geiten had. Hand: "Hij zei vaak: 'De gebroeders van de Griendt (die op commerciële en grootschalige wijze turf staken) en ik hebben samen één grote wei".

Frans Litjens ging slechts één keer zijn huis binnen. Uit noodzaak. "Toen we eens kattenkwaad hadden uitgehaald, werden we achterna gezeten door een boze boer met een riek. We konden bijna geen kant meer op en vluchtten bij de Rowwen Hèze naar binnen."

Daar vond hij een dood varken op tafel. Naar later bleek het avondeten. "De Rowwen Hèze groef bij boeren dode beesten op die aan een of andere ziekte waren gestorven. Je mocht het bedorven vlees niet meer eten, maar hij at het wèl!", schreef Frans.

   
    Grad Poels herinnert zich dat hij soms dode hennen meenam die hij op de boerenerven vond. "Hij vrat alles op en hij zag er zo akelig en smerig uit dat ik altijd voor hem omliep. Zo was er geen tweede in America, bah nee. Maar hij legde niemand een strobreed in de weg".

Ondanks zijn minder aangename voorkomen, kwamen er vaak mensen bij hem over de vloer. Zij deden dan meestal een beroep op Christiaans paranormale gave. Hij stelpte namelijk bloed, nam de pijn weg bij brandwonden en bood uitkomst als iemand zijn enkel of pols had verstuikt. Frans: "Als bij een boer een varken niet meer overeind kon, werd hij erbij gehaald. Dan maakte hij op dat varken overal kruisjes en zei dan weer met die akelige kraakstem: 'Nou heeft hij nog net zo lang te leven als hij vantevoren had'".

De vader van Grad Poels kwam tijdens het dorsen met zijn hand tussen de machine. "Hij bond een handdoek om het gekwetste lichaamsdeel en fieste naar de dokter. Maar onderweg ging hij eerst langs het huis van de Rowwen Hèze. En precies op dat moment stopte het bloeden", vertelt Grad.

De hulp van deze 'rouwdouw' werd tevens ingeroepen bij een op handen zijnde bevalling, aldus Hand. "Als er iemand een kindje kreeg, moest de aanstaande vader de vroudvrouw van Horst halen met paard en wagen. Omdat de mensen in de Peel bang waren voor heksen en spoken, vroegen ze of de Rowwen Hèze meeging. Die was nergens bang voor."

Van de kinderen keerde Nelke, met haar latere echtgenoot Willem Klinkenberg, terug op het nest. "Nelke was heel aardig en verzorgde zich ook goed. Van haar heb ik een keer een fiets gekregen, het was de eerste in America. Zij gaf me ook vaak snoepjes die ze van de bakker had gekregen", zegt Hand. 
   
   

Reichsmarken

De oude Hesen werkte bijna niet meer. Af en toe legde hij een lemen vloer aan in een stal, maakte hij een put of stak hij turf. De mensen kwamen naar hem toe om hun geiten te laten dekken door zijn bok. Zijn eigen geiten stonden in de hut, die was behangen met biljetten van 100.000 Reichsmarken die na de eerste wereldoorlog niets meer waard waren.

De Rowwen Hèze ging regelmatig naar de kerk, niet zozeer om te bidden als wel om later naar de kroeg te kunnen. In tegenstelling tot de andere inwoners van America was hij niet bereid pacht te betalen voor een plek in de kerk. Hesen kreeg de plaats voor niets van de pastoor, omdat hij anders wegbleef. Hand: "Na de hoogmis om tien uur 's morgens ging Hesen meestal naar het café van Heldens Grad of van Klaos Kennis. En als wij dan 's middags naar het lof gingen, vonden we hem vaak liggend in de slootkant. Met een flink stuk in de kraag."

   
   

De kroegbazen hadden zo hun eigen problemen met de zonderling. Zo liet hij overal zijn sporen achter in de vorm van zwarte plekken van het tabakssap. Grad dacht de oplossing te hebben en kocht een kwispedoor. "De Rowwen Hèze dreigde erin te spugen. Toen Grad zei dat dat het bakje daarvoor bedoeld was, zei hij 'Dat verrek ik', en hij spuugde het sap in zijn eigen gulp.", zegt Poels.

Dochter Nelke ging nooit naar de kerk. Op één keer na, met Kerst. De mis begon om vier uur 's morgens. Helemaal opgetut en op hoge hakken toog zij richting dorp. Door de regen was de route echter veranderd in een immense modderpoel, waarin ze om de haverklap bleef steken. "Ze vloekte toen de duivel uit de hel en ging weer terug" vertelt Grad. De vriend van Nelke, Willem, verdiende de kost door met zijn bokken langs de deur te gaan. Nelke werkte eveneens in de dienstverlenende sector, aldus Grad, "Zij was een publieke vrouw".

Tien jaar oud was Grad Poels toen hij in 1929 het vertrek van Christiaan Hesen met eigen ogen zag. Hij verhuisde naar Tegelen, waar Nelke en Willem een woning aan de Middeltweg (nummer 1) hadden betrokken. "Een man uit Tegelen kwam met een paard en kar en laadde de wagen helemaal vol. Bovenop stond een grote grammofoon, waarop hij op zondagen wel eens muziek van Lou Bandy draaide. De Rowwen Hèze zat helemaal onder de luizen en vlooien".

   
   

America verloor één van zijn meest legendarische inwoners, die op 93-jarige leeftijd (5-2-1947) in Tegelen overleed. De naam leeft nu nog voort doordat de inmiddels wijd en zijd bekende popgroep deze in 1985 uitkoos "vanwege de goede klank", verklaart zanger Jack Poels van Rowwen Hèze.

Poels: "We wisten toen nog niets van de man. Pas later bleek dat hij verketterd werd om zijn akelige uiterlijk en eigenzinnige leefwijze. Maar de mensen deden wel vaak een beroep op hem als ze ziek waren. Kortom, een ruwe bolster, blanke pit. Iemand die immuun werd voor alles wat slecht was en bijna honderd jaar werd".