Het ontstaan van de Peel |
|||||
|
Miljoenen jaren geleden waren de Rijn en de Maas “wilde
rivieren,” dat wil zeggen rivieren zonder een vaste loop. Pas in de
middeleeuwen werd de Maas ingedijkt. Al die miljoenen jaren hadden de Maas
en Rijn het afval van Alpen en Ardennen met zich meegesleept en afgezet in
een ondiepe zeebocht en in de laagvlakte als zwaar gesteente, kiezel, grof
en fijn zand. Ongeveer een miljoen jaar geleden overstroomde de Maas met haar vele zijtakken ook Brabant en zette daar de zandgronden af. Naarmate het water zich terugtrok van het hoogterras, het middenterras en tenslotte van het laagterras, verlegde de rivier haar bedding steeds verder naar het oosten, waar ze zich uiteindelijk in haar huidige bedding terugtrok.
In
het gebied waar nu de Peel ligt werden meerdere armen van de
oorspronkelijke Maas gedegenereerd tot zijrivier, ze vormden een nieuw
zelfstandig stelsel, zoals de Aa en de Dommel, of ze stagneerden, stoven
dicht en verzandden. |
||||
|
Een tweede theorie gaat uit van de tektoniek (verschuiving van aardlagen) in de ondergrond. Ruim 30 miljoen jaar geleden, bij het ontstaan van het Eifelgebergte, zorgden sterke bevingen voor verticale aardverschuivingen. De stukken die hoger kwamen te liggen worden Horsten genoemd, de lagere delen slenken. Tussen de horsten en de slenken liggen
breuken, waarvan de bekendste de Peelbreuk is. Van noord naar zuid is de
Peel een hellend vlak met zijn grootste hoogte aan de zuidkant. Van oost
naar west heeft de Peel een dakvorm, bekroond door een brede, ingezakte
nok. De grote hoogteverschillen tussen horsten en slenken zijn later door
erosie verdoezeld. Hierbij stoven veel beekdalen in de slenken dicht (en
hier komen de twee theorieën weer samen) en door de aanwezigheid van een
slecht waterdoorlatende, harde lemige of ijzerhoudende laag in de
ondergrond, kreeg de hoge brede Peelrug een slechte afwatering. Hierdoor
kon de veenvorming op gang komen. P. van Nunen |
||||
Klik hier om de pagina te downloaden als een Word-document ... | |||||